Een eerste zet

 

Je doet een zet, je geeft je bloot.

Dan wacht je af, je trekt je terug.

 

Er gebeurt iets,

Een andere partij doet een zet,

een bepaalde externaliteit treedt op.

Dus doe je een nieuwe zet.

 

Daarvoor moet je een inschatting maken,

door je bloot te stellen aan het licht,

aan de ruimte, waarin het spel speelt:

de speelruimte.

 

De nieuwe zet is afhankelijk van eerdere zet(ten).

Er ontstaat zo een onoverzienbare keten van zetten,

van handelen en afwachten.

 

Elke zet reflecteert de eerdere zetten en externaliteiten.

Het spel kent een bepaald verloop.

 

De spelers raken met het spel en met elkaar verstrengeld,

ze komen op het spel te staan.

 

Het doel is niet het winnen.

 

De speelruimte is verstrengelend en begrensd.

Weerspiegelt in het spel de speelruimte zichzelf?

Hoe kan de speelruimte begrensd zijn?

 

De beperking is niet de ruimte, nog de regels,

maar de tijd.

 

Weerspiegelt in het spel de tijd zichzelf?

Is tijd ijdel? Uit heimwee naar zichzelf?

Omdat alleen het verlorene (ons) bloot geeft?

 

Openheid is treurnis.

 

En zo woont,

tijd met de ruimte samen.


 

 

Aarde en hemel

 

Aarde: het aan zich houdende.

Ruimte: het uitspansel.

 

Het uitspansel noemen we ook wel hemel (of sky).

Sky ontzet en richt op tot stand.

 

(Ook een bestand verliest zijn stand niet.)

 

De hemel laat de aarde als het bergende verschijnen.

De aarde laat de hemel als het opene verschijnen.

 

Zo weerspiegelt de hemel de aarde.

en weerspiegelt de aarde de hemel.

 

Ook de weerspiegeling wordt weerspiegeld.

 

Zo wordt de hemel bergende afgrond.

en de aarde open werkplaats.

 

Het spiegelspel kent geen einde.

Hoe ver kan deze innigheid gaan?

Gaat elk onderscheid verloren?

 

In welk tijd vindt dit spel plaats?

 

In het tij van open treurnis.

van actuele vergetelheid.


 

 

Aarde en hemel (2)

 

Maar denken kan ook anders gaan.

Waarom spreken van een spiegelspel?

 

De aarde laat het opene verschijnen.

En het opene laat het bergende verschijnen.

 

Zo gaan beide uit elkaar en worden zichzelf.

O.a. in de woorden 'hemel', 'aarde'.

 

Wat samenhoudt is eenvoudig samenzijn:

een vrij samenzijn, zonder verstrengeling.

 

Vanwaar de innigheid?

 

Komt spel nu op het spel te staan?

Spel en al het overleggen?


 

 

Spel op het spel

 

Komt spel nu op het spel te staan?

Spel en al het overleggen?

 

Hoezeer sky ontzet,

ook het meest geestrijke dier,

houdt de aarde aan zich.

 

De aarde houdt aan zich en laat niet gaan.

Stand is ontzet worden en toch gehouden zijn

en een oprecht aards (bloemen) hoofd

op een lichaam dragen.

 

Het rakketten-, spiegel-, zwaartekrachtspel,

laat het,

de deugdvolle, verwetenschappelijkte techno piëtisten.

 

Op geborgen aarde,

onder flitsend blauw,

woont verstandige gehoudenheid.

 

Zo blijkt ook,

uit het verslag der astronauten,

voor wie de weg weg,

een weg terug is.

 

Wissel eens een blik,

met het verstandige dier!


 

 

Horizon

 

In de verte, aan de einder,

In een open ‘daar ‘,

komen hemel en aarde samen.

 

Bijeen te zijn, is te spreken.

Soms stil, soms uitgesproken,

En daar is sprake van: horizon.

 

De horizon wenkt,

maar heeft tevens

de wijk genomen.

 

Zo treft,

een verleidelijk knipoog,

al wie kan zien.

 

Een afgebroken blik,

een af- en toegewend,

getroffen zijn.

 

Onder de verre bestiering,

van het grote samenzijn,

is ontzetting oriëntatie.

en innigheid bevrijding.

 

Een ster voegt zich ertoe.

 

 


Groet en taal

 

Een groet spreekt,

Spreekt vaak zelfs sterker

dan het gesproken woord!

 

Taal is geenszins beperkt tot het gesproken woord.

 

Een groet is de wijze waarop het uit elkaar gaande bij een is.

In de groet licht de ruimte, het uit elkaar op,

en zo komt het uit elkaar tot zich zelf.

 

En dat heet taal. En dat is de taal van de openheid.

Zodoende gebruikt in de groet de openheid eigenlijk het spreken (en niet anders om).

Dus het bewaren, dat doet de openheid zelf, niet de mens.

 

Toch is de mens er op de een of andere manier wel bij – dat is het maffe.

 

Openheid wordt eerst als openheid ervaren – en spreekt dan ook pas,

als er op de een of andere manier taal gebeurt.

 

Openheid zonder meer bestaat alleen als de zichzelf verterende helderheid; het niets.

 

Dat is onze taak: spreken van openheid – opdat wat altijd al was is.

Hier komt de tijd in het spel; die eigenlijk de treurnis is over het afscheid van de openheid zelf.

Kortom: ervaring – wij worden ervaren.


 

 Het spel van de maan (1)

 

Alle gehoudenheid ten spijt,

wie eens zag,

die grote, oude steen

op een avond,

gewichtloos

hangend in de lucht,

moeiteloos afmattend,

de princeps van de sky,

de zichzelf verterende helderheid.

 

Hoe zal hij,

nog gehouden zijn,

tot aarde?

 

De stralende maan roept,

onherroepelijk, afgrondelijk,

het zinnen op aarde,

naar zich toe,

in lunatische stralen.

 

O maan, hoe woont gij?

Hoe verzamelt ge,

de wolkgebergten in uw licht?

 

Ge transformeert de aarde,

tot uw voorstelling.

 

Liefde was het,

op dit eerste gezicht.


 

Het spel van de maan (2)

 

De aarde houdt aan zich en laat niet gaan.

 

En toch, massaal scheept men in,

om voorstellingsgebergten,

van maan overgoten,

verlatenheid te bevaren.

 

Los van de aarde,

zonder horizon,

gewichtloos drijvend,

in endymionische,

gelukzaligheid.

 

Hoe deze tweezichtigheid?

Hoe is een oude steen,

liefelijk, toegefelijk?

Hoe deze dochter der aarde?

 

Gespleten, afgesplitst,

moet zij in haar verwijdering,

ontberen,

de opsmuk van haar moeder

 

en koelt ze,

wraakzuchtig en voornaam,

niets tot zijn.


 

Selene, Luna

 

Maar wie,

het licht van de dood,

onverdraaglijk werd,

 

die is er,

de ontzetting Luna’s

 

En wie,

in redeloze waanzin,

werd gedreven,

 

die is er,

Selenes koele blik.

 

Meer dan één gezicht kent,

De vorstin van zijn en niets.

 

Dichting die slaagt,

toont koele ontzetting.

 

Zoals Selene Luna,

aardes dochter,

voorbeeldig laat zien.

 

 


 

Ode aan de zon (1)

 

Oeroude verwarring eindigt,

als Gij opgaat,

O Helioos,

alverklarende.

 

De zichzelf verterende helderheid,

dwingt tot omzichtigheid,

want de alverklarende,

toont geen gezicht,

 

en gaat,

al denkende, uiteen,

tot klaarheidskrans

en samenvattingskern,

 

en verklaart en sticht,

waar klaarheid treft,

en wordt gebroken,

vele werelden.

 

Verheugen mogen we ons,

te leven in uw licht, oh Helioos,

maar in de boekstaving,

van uw analyse,

komen wij niet voor.


 

Ode aan de zon (2)

 

En zoals U het hart der planten verheugd,

als ze hun zachte armen tegen u uitstrekken,

zo heeft u ook mijn hart verheugd,

Helioos.

 

De sprong van mijn hart,

zegt met dat ik,

net als de planten,

verklarend, bouwend,

tegen u moet in gaan.

 

Klaarheid bereik ik zo niet,

want ongebroken klaarheid,

is onbereikbaar.

 

En zo reikt een verlangen,

in het oneindige.


 

Helioos, Apollo

 

Helioos,

de oervader van

het dichten,

en de vader

van Apollo.

 

Apollo,

de komst van blauw,

een komst,

geen opgang of ondergang,

een verschuiving,

een afzien.

 

Bedenk.

Voor de ouderen,

was de hemel niet blauw,

maar bronskleurig of wijnrood.

 

Blauw is,

geborgen helderheid.

Hoe redelijkheid,

bandeloosheid bergt.

Hoe kinderen,

voorzichtig, beschaamd,

ouders corrigeren.

 

Apollo,

broer van Artemis,

godin ook van de maan.

 

 

 

  De onophoudelijke

 

Het juk waaronder,

de onophoudelijke,

allen zet,

is wel het laatste,

waarvan te spreken.

 

Onophoudelijk,

één seconde per seconde,

gaat,

de onophoudelijke voor.

 

En hoewel,

wolken rustig gaan,

in hoge ruimten,

drijven ze onophoudelijk verder.

 

Waar zo aan zichzelf gehouden wordt,

waar alles zich onttrekt,

waar geen toegang is,

heerst de aan zich houdende.

 

En toch!

Donker is de stam,

die aarde en hemel samenbrengt!

Het al toont lichtbeige-bruin.

 

Wie slagen wil,

zal hier beantwoorden.

 

 

 

 

Aan de tijd (1)

 

De aan-zich-houdende-

onophoudelijke

behoudt,

door uit te sluiten.

 

Waar het gevaar is,

daar groeit,

het reddende.

 

Stamgewijs,

groeit het reddende,

ouder dan Helioos.

 

Maar Helioos,

en velen zo,

als vrucht dragend.

 

En vanwege de vruchten,

donker belicht.

 

Maar nooit,

helder te krijgen.


 

Aan de tijd (2)

 

De veelvoudig vertakte,

veelvoudig verstamde,

groeit en houdt terug,

openheid latend.

 

Wie hier gaat,

wordt vruchtbaar

door het licht beproefd.

 

Hier,

aan de grenzen

van de heilige oerwereld.

 

Hier,

aan de stromen

van de tijdboom.


 

Helioos, Tij, Selene Luna, Apollo

 

Ach en nu!

Moet men dan,

openheid gelaten denken?

Behoort de horizon,

de tijd?

 

Van oude gezichten

verhalend,

bloesemt openheid op.

 

Gelaten en gelijktijdig uiteen,

omgeven door eigen,

milddadige afstamming

zelf ook milddadig.

 

Want als bloesemlicht,

zacht terug beschijnend,

het duidende, zingende tij.


 

Tijd-Tij (1)

 

De betekenis horizon,

soms ruimte genoemd,

hier: openheid.

 

Openheid is beschaduwd

gelegen aan Tijd-Tij:

de aan-zich-houdende-

onophoudelijke-

oponthoud-gevende.

 

Tijd-Tij:

aanzijn-duidend-wezen.


 

Tijd-Tij (2)

 

Oh,

de rij van het gezang,

sluit juist

waar de onophoudelijke,

inwijkt.

 

En ruig,

gaat het daar toe.

 


 

Verstening (1),

bij een werk van Marcel Wesdorp

 

Om het besloten gebergte

op onbepaalbare afstand,

kruisen, in alle vroegte,

verlatenheid, geborgenheid.

 

Waar de groene vloed wijkt,

is geborgen,

het geweldige zwijgen,

in het gesteente.

 

Meer nog thuis te zijn,

in het reliëf van de leegte,

dan in de vloed van groen.

 

Leven is geborgen,

in de vroegte van de dood.

 

En zie! Er keert zich in.

Het gesteente opent

en stilt de pijn,

aanschouwelijk in zich terug.

 

http://www.marcelwesdorp.nl/uploads/2/2/6/7/22677076/n63w014-n66w025-58x76_2_orig.jpg


 

Verstening (2)

 

De stille kinderen uit de blauwe diepte,

wandelend door de geestelijke nacht,

in nimmer aflatende beproeving,

gaan geïnformeerd

de stenen weg.

 

Rust nu, beproefd, kristallen hoofd,

onder het blauwe kristal van de hemel,

luister het ruisen van het water,

diep in de koele rots:

 

Nee, het groen is gevangen nooit,

in aardes blauwe kristal,

en wordt nooit,

door het licht beproeft,

maar neemt groeizaam op,

licht als adem,

verstening vreemd

en giftig verpulverend:

aarde scheppend,

hemel scheppend.

 

Schreeuwt … het … uit …


 

Zululuu

 

Rode angst,

af en aan,

uiterst bescheiden,

te doorstaan.


 

Rationaliteit, Techniek

 

Stem en tegenstem,

onophoudelijk,

rationaliteit is

een verzengende baaierd,

van irrationeel

stuwende leegte.

 

De ontzetting te branden,

en vlam te zijn,

wel en niet te accepteren.

 

Oude elementen

gaan vrij,

op de brandende aarde.


 

In- en uitwegen

 

Hoe zacht en zonder strijd

verglijdt,

leven in dood.

 

Hoe zacht en bloot

ontvlood,

leven uit dood.


 

In de herfst vergleden

 

Hoe zacht verglijdt

najaars getij,

tot zwart, novemberstoring.

 

Soms koortsig haast,

beeft rode zon,

versluierd, vol bekoring.

 

Oh geest van het voorbije jaar,

hoe mild wordt uw ontzetting!

 

Ter ziele is het jaar gegaan,

vergaan in stille redding.


 

Bij Oudjaarsdag (Hanz Mirck)

 

Te bewerken de aarde,

te  klieven het water.

 

Zachte sporen maken,

waarin toekomst, verleden,

steeds,

verwikkeld zijn.

 

Sporen wijzen,

naar het nieuwe,

en terug ook,

in het voorbij.

 

In eigen spoor,

toont Oudjaarsdag,

hoe pijnlijk intiem,

verdeeldheid kan zijn.


 

Tijd-Tij, Saga

 

Aan de zoom van

oeroude legenden,

nabij het inwijken van de

aan-zich-houdende,

gezegend zij Saga.

 

Oh het woord,

te spreken,

te verstaan!

 

Bij de geledend,

voegende bron,

te horen van Saga.


 

Saga (1)

 

Woorden,

jaarlang,

van klip naar klip geworpen.

 

Ten laatste komt,

veelduidige taal

tot verstaan,

tot zichzelf.

 

De spraak leert,

met schielende blik

in gehouden lichting,

Saga

stil te eren.


 

Saga (2)

 

Zeggen, spreken is

te laten zien

en het eigene

van het geschouwde

tonen.

 

Stil en onuitgesproken,

blijft het eigene.

 

Wie spreekt

en verwijzend

zelf teken wordt

brengt nabij.

 

Maar de verte blijft.

 

Spreken, zo,

de kunde van het horen.

 

Te worden,

teken van Saga,

en sterflijk te zijn.


 

In de beginne

 

Stilde, ten diepste,

de stilte de stilte.

 

Stilte echter,

 schrok van stilte.

 

Stilte schrok wakker,

in diepe gaping.

 

Gevolg van schrik,

 is dat is.

 

En zo is,

lichting der stilte,

afscheid van stilte.

 

En toont,

uiterst verraderlijk,

het raadgevende raadsel.


 

In de beginne (2)

 

De primaire ontzetting,

het buiten zich raken

van stilte.

 

 Stilte (open)baarde niets

en bleef terug

in de wijzen der verhoudenheid:

Mnemosyne, Saga, Tijd-Tij.

 

Aangeheven is,

wat af en toe genoemd wordt,

het spel der stilte.

 

Spelend spel van

niets, verhoudenheid.

 


 

Mnemosyne

 

In herinnering

sluimerend,

gaat aanwezigheid

(ons) aan.

 

Aanwezen weest niet

wezenloos,

maar beroert, ongenood,

die het aangaat.

 

Op hoge toeren loopt,

de verdrijving van Mnemosyne,

van het afwezige, het niet-actuele,

en zo van aanwezigheid.

 

Een grote strijd is dat,

de uiteenzetting van

wereld en wereldnacht,

met vergetelheid omgeven.

 

Stille vijvers zijn er,

aan heldere horizon,

die manen tot herinnering.

 


 

Mnemosyne, interactie

 

Aanwezen waart,

in sluiers der herinnering,

tot wereld.

 

Interactie bestaat,

als actualiteit,

dat geen aandenken toelaat.

 

Niets, Mnemosyne,

gaan voor even(?) samen,

op afgrondelijke wijze.

 

Menselijk denken,

vermag hier,

weinig.

 

Wetenschap, techniek,

ontsprongen aan,

het samengaan.

 


 

Saga, Mnemosyne, Tijd-Tij

 

Altijd wijst tijd van zich weg,

opent het toekomende,

zo duurt openheid.

 

Tijd-Tij gaat vooruit,

gezang wijst,

aanwezen herinnert,

niets is het.

 

Kan het duidelijker?

 

Oh Tijd-Tij – zich openende,

vrucht dragende,

herinner ons.

 


 

Bij een werk van Robin Kolleman

 

Ah en wanneer,

het verborgene,

verborgen raakt,

en niemand meer verbaast is dat,

dingen meerdere gezichten hebben,

alleen al omdat,

je er omheen kunt lopen.

 

Als dat niet meer aankomt,

en het verbergen zelf,

masker wordt,

voor een platgeslagen,

tweedimensionale wereld.

 

Dan gaat ook het menselijk gelaat,

bij uitstek teken,

van tonen en tegelijkertijd verbergen,

(meer nog van verbergen!)

achter een masker schuil.

 

Uitgesproken verborgen verborgenheid,

bewaart, beklemmend, die herinnering.

 

https://www.facebook.com/photo.php?fbid=10151488988229337&set=a.440772744336.210785.562139336&type=3


 

Voorbehouden

 

Hoe gaat aan,

dichten,

dat toch altijd,

voorbehouden blijft?


 

De beste poezie

 

neemt weg,

millennia aan evolutie,

trillennia,

aan wraakzuchtig,

mokkerig dna,

verwijdert, stript

laag na laag,

code na code,

woord na woord

waarna je,

als een worm,

in de warme modder

liggen kunt.

 

 

 

2013-2018, Apeldoorn, johnhemmers@gmail.com